Algemeen Ziekenhuis
De hal van het toenmalige Barbara Ziekenhuis
In 1859 kwam de Culemborgse Courant met het bericht dat Culemborg de ongezondste gemeente in Gelderland was. De krant drong er op aan dat alles gedaan diende te worden om de gezondheidstoestand in Culemborg te verbeteren. De Vereniging tot wering van het misbruik van sterke drank gaf in een eerste reactie de jenever hiervan de schuld. Goed bier voor de mindere man zou de gezondheidstoestand zeker verbeteren. Dat de alcohol het lichaam ondermijnde had men toen al wel begrepen maar dat vooral de honger, slechte woontoestanden, lange werktijden en onwetendheid de grote veroorzakers waren van de slechte gezondheidstoestand wist men toen nog niet. Net zo min als men op de hoogte was van allerlei besmettingen.
Algemeen Ziekenhuis aan de Dr Hockesingel
De Gemeenteraad stelde een commissie in die moest gaan onderzoeken of uit de inkomsten van het "Algemeen Armenbestuur" niet iets meer tot nut van de gemeente gedaan kon worden. Het onderzoek kwam tot de conclusie dat er grote behoefte was aan een ziekenhuis. In hun rapport aan de gemeenteraad onderbouwden zij dit met de volgende argumenten: "De zorg voor het voorgeschreven dieet, het geregeld gebruik van de medicijnen, de nodige ruimte, frisse lucht, de vereiste stilte en rust en de regelmatige controle van de arts kon in de woningen van de armen niet worden verkregen. Om de algemene gezondheidstoestand te verbeteren dachten zij dat de realisering van een ziekenhuis van het grootste belang was. Het was bekend dat de meeste epidemische ziekten hun oorspong vonden in de armenbuurten en zich van daaruit verspreiden. Door betere geneeswijzen zouden deze ziekten vaak al in het begin onschadelijk kunnen worden gemaakt."
Het Algemeen Ziekenhuis in de Goilberdingerstraat
Naar aanleiding van dit rapport besloot de gemeenteraad dat het Algemeen Armbestuur een ziekenhuis kon stichten en exploiteren. In de Goilberdingerstraat werd al snel een geschikt huis gevonden en aangekocht. Voordat met de verbouwing werd begonnen liet de commissie zich eerst goed informeren in ziekenhuizen in Gorinchem en Rotterdam. Op 1 januari 1861 was het zo ver en kon het Algemeen Ziekenhuis officieel opengesteld worden.Het ziekenhuis had de volgende indeling. Bij het binnenkomen stond je in de hal met langs de muur een bank. Deze hal was tegelijk wachtkamer. Via een deur kwam je in de middengang. Als je naar links ging kwam je in het huishoudelijke gedeelte. Hier waren de keuken, een bergruimte en ook de woning van de directrice. Ging je in de middengang naar rechts dan vond je daar twee zalen voor lijders aan besmettelijke ziekten. Boven waren dan nog vier zalen. Twee voor de vrouwen en twee voor de mannen. De zolder diende voor opslag van o.a. linnengoed, dekens, enz. Het ziekenhuis had in totaal de beschikking over 40 bedden. Boven de hal was een vertrek waar de doktoren de patiënten konden onderzoeken en opereren. In het hele ziekenhuis waren genoeg kranen aangebracht met fris water en alle vertrekken werden doormiddel van gas verwarmd. De patiënten droegen kleren van het ziekenhuis en sliepen in ijzeren ledikanten met matrassen van zeegras. Men streefde erna om alleen zieken op te nemen waarvan men dacht dat zij herstelbaar waren.Wat moesten de zieken betalen die werden opgenomen?
De ingang van het Beatrix Ziekenhuis
· Kosteloos: Behoeftige Culemborgers die onderstand genoten en niet onder een kerkelijk armenbestuur vielen. · Zeven cent per dag: Behoeftige Culemborgers die onderstand genoten en wel onder een kerkelijk armenbestuur vielen. · Vijftig cent per dag: Behoeftige die elders onderstand genoten en zieken uit de gemeente die niet tot de behoeftige gerekend konden worden.
Het was de gewoonte dat de zieken die niet konden lopen door bedienden van het ziekenhuis naar het gesticht werden gebracht.
Met uitzondering van de door de dokter voorgeschreven diëten bestond de voeding uit: · Ontbijt: 1 ons grof tarwebrood met thee. · Middageten: 1 ons koud rund-of kalfvlees, aardappelen en groente. · Half vier: kop thee. · Half zeven: ½ ons grof tarwebrood. · Avondeten: pap, of 1 ons grof tarwebrood met thee
Bezoekuren waren elke woensdag en zaterdag 's morgens van tien tot twaalf uur.
De gemeentesecretaris Mr. P. Alma schreef in de Culemborgse Courant in januari 1861: "De arme lieden van Culemborg hebben inderdaad eene nieuwjaarsgift ontvangen waarvoor ze niet dankbaar genoeg kunnen wezen".
In de Culemborgse Courant van 13 augustus 1948 gaf de bekende Culemborger Otto de Beus (pseudoniem: Johan van Redichem) een ooggetuige verslag van dit ziekenhuis. Ik laat dat hieronder volgen. "Ik herinner me nog dat omstreeks 1880, toen het ziekenhuis al twintig jaar bestond, de patiënten tijdens een pokkenepidemie weigerden naar het ziekenhuis te worden gebracht. Ze gingen liever, naar oude gewoonten, thuis in de bedstee dood. Men moet grote bewondering en eerbied hebben voor hen die ons dit eerste ziekenhuis schonken. Desondanks bleef er onder dat gedeelte van de bevolking voor wie het was bestemd een hardnekkig verzet tegen verpleging in het ziekenhuis voortwoekeren.Het spreekt haast van zelf, dat vele patiënten stierven. De algemene toestand was toen in Culemborg uitermate slecht en de verpleging mag niet vergeleken worden met wat heden in onze ziekenhuizen wordt gepresteerd. Geen wonder dat bij wijze van spreken, de kraaien steeds op het dak zaten.Ik herinner me nog goed het transport van de zieken naar het ziekenhuis. In een langwerpige mand lag een stromatras en aan de buitenkant waren twee draagbomen gemonteerd. Over de mand lag een huifvormig deksel. Twee mannen, een voor en een achter, ieder met een kruiszeel over de schouders, droegen die draagmand van het ziekenhuis naar de woning van de zieke. Bij het huis van de zieke aangekomen werd de mand voor de deur gezet. De twee mannen gingen dan naar binnen en droegen de zieke naar buiten. Gadegeslagen door de nieuwsgierige buren werd de zieke dan in de mand gelegd. De twee dragers deden zwijgend hun sjouwende plicht en de voorbijgangers bleven even staan om te luisteren naar het gekreun van de zieke en naar het zwiepend geluid van de langs de mand schurende buigende draagbomen.Dat is nu allemaal volmaakt verleden tijd. Gelukkig bezit Culemborg nog een getuige in de populaire dokter Hocke die in dat oude ziekenhuis zijn medische staf heeft gezwaaid tegen bijgeloof en wanbegrip. " |