De munt van Culemborg
Culemborg, vroeger ook wel Kuilenburg genoemd, was een zelfstandige heerlijkheid en later graafschap gelegen aan de Lek net op de grens van Utrecht en Gelderland. Mogelijk is de naam Culemborg verkregen van Acule@, laaggelegen moeras. Culemborg kreeg in 1318 stadsrechten en werd in 1555 door Karel V verheven tot soeverein graafschap. Tot 1555 is Culemborg in handen geweest van de heren van Beusichem/Bosinchem en familie. Deze waren woonachtig op een niet meer bestaande 13e eeuwse burcht. Rond 1350 liet Johan II van Beusichem/Bosinchem een nieuw kasteel bouwen waarvan in 1995/1996 de funderingen gedeeltelijk werden opgemetseld en opgenomen in een plan voor een cultuur-historisch stadspark.
Na de dood van Elisabeth van Culemborg in 1555 was er geen opvolger uit het oude Culemborgse geslacht. Culemborg ging toen via vererving over in handen van de Duitse familie van Pallandt. In 1555 werd Floris I van Pallandt graaf van Culemborg, hij was de kleinzoon van Elisabeth van Culemborg=s zuster en kreeg ook het bezit de Leck in handen. In 1568 werd hij verbannen en zijn goederen werden verbeurd verklaard omdat hij weigerde voor de bloedraad te verschijnen. Hij was namelijk hervormd en had de leiding gehad over de beeldenstorm te Culemborg. Na zijn gedwongen verblijf in Duitsland kon hij in 1577 weer terugkeren naar de Nederlanden. Op 28 mei 1577 werd een zoontje geboren (Floris II) uit zijn 2e huwelijk met Philippa Sidonia, gravin van Manderscheid, Blankenheim-Gerolstein. Na het overlijden van Floris I in 1598 volgde zijn zoon Floris II hem op. Deze heeft geregeerd tot 1639 en na zijn dood gaat Culemborg over in handen van de familie van Waldeck.
Munthuis
In 1585 besloten de Groninger Ommelanden om hun wegens de Spaanse dreiging naar Gorinchem uitgeweken munthuis te sluiten. Reden hiervoor was de slechte kwaliteit van de munten, de vreemde organisatie in het munthuis en de slechte naam die Gorinchem hiermee had opgebouwd. Zij probeerden een nieuw munthuis te openen in de stad Alkmaar die de vestiging van de West-Friese munt was misgelopen. Alkmaar speelde echter op zeker en wilde toestemming hebben van de Staten van Holland. Na waarschijnlijk een negatief advies ontvangen te hebben ketsten zij de vestiging van de munt af. Op voorspraak van Willem van Knijphausen, een neef van graaf Floris I, probeerde muntmeester Hendrik Craeyvanger in 1589 toestemming te krijgen om in Culemborg een Ommelander munt te openen. Graaf Floris schreef een verzoek aan de Duitse keizer om bevestiging van zijn muntrecht. Hij baseerde dit muntrecht op zijn afstamming van de graven van Teisterbant die op hun beurt weer afstamden van de prinsen van Aquitanië. Of hij ooit antwoord kreeg is niet bekend maar op 13 juni 1589 gaf hij toestemming aan de Staten van de Ommelanden op voorwaarde dat hij 3 van de sleischat zou krijgen. Muntmeester werd Hendrik Craeyvanger en als stempelsnijder werd de Utrechtse Gerrit Gerritsz. aangetrokken. Deze legde op 31 oktober 1589 de eed af in de handen van graaf Floris en deed de belofte voor geen ander stempels te snijden dan voor de munt van Culemborg.
Officieren op de munt van Culemborg
MUNTMEESTER: |
VAN - TOT: |
Hendrik Craeyvanger
|
1589 - 1591
|
STEMPELSNIJDER: |
|
Gerrit Gerritsz.
|
1589 - 1591
|
WAARDIJN: |
|
Jacob Jansen
|
1589 - 1591
|
ESSAYEUR: |
|
Conrat Bartelink |
1589 - 1591 |
Muntmeester Hendrik Craeyvanger was samen met enkele andere dubieuze muntmeesters een speler in de laat 16e eeuwse valsemunterswereld1. Na zijn arrestatie heeft hij tijdens zijn verhoren diverse namen genoemd van illegaal werkende muntmeesters, stempelsnijders enz. Deze kwamen vervolgens op de lijst van gezochte personen van de Staten-Generaal.
Einde van de munt
Op 28 september 1589 ontving graaf Floris een bericht van de Raad van State. Zij waarschuwden hem voor Hendrik Craeyvanger die hoogst waarschijnlijk de munt zou gaan misbruiken. Tegen hem liepen al verscheidene onderzoeken o.a. over zijn aandeel in een illegaal munthuis te Amsterdam (1587). Graaf Floris dacht er echter niet aan om het munthuis geen doorgang te laten vinden. Zijn 3 deel van de sleeschat en de mogelijkheid om voor zichzelf munten te laten slaan waren een te grote verleiding. De Groninger Ommelanden en graaf Floris hebben het echter niet getroffen. De munt werd inderdaad grof misbruikt door de muntmeester. Al in december 1589 vroeg de Raad van State aan de raad van Culemborg om een onderzoek naar vermoedelijke valsemunterij van Engelse rozenobels. De zaak werd waarschijnlijk gerekt maar in januari 1591 werd de graaf bevolen om Hendrik Craeyvanger naar den Haag te zenden om verantwoording af te leggen van zijn misdadige praktijken. De graaf antwoordde echter dat de Raad van State geen jurisdictie heeft in Culemborg en hij leverde de muntmeester niet uit. In 1591 werd Hendrik Craeyvanger toch nog gearresteerd door een vendel Staatse soldaten onder leiding van kapitein Balfour. Graaf Floris was hevig verontwaardigt over de arrestatie en vanwege de ontstane commotie lieten de Staten-Generaal een bezettingsleger achter van Staatse soldaten. Toen er echter steeds meer bewijzen van valsemunterij naar boven kwamen staakte graaf Floris zijn verzet en vertrok de Staatse bezettingsmacht.
Later zou er ook nog een arrestatie bevel volgen voor de stempelsnijder Gerrit Gerritz. Graaf Floris van Pallandt heeft zelf ook van het munthuis gebruik gemaakt. Naast de munten voor de Groninger Ommelanden zijn er ook koperen munten geslagen op zijn naam voor Culemborg. Dit kopergeld is geheel afwijkend van alle andere tot nog toe door de provincies en steden geslagen koperen munten en zij behoren door hun afwijkende beeldenaar tot de mooiste in hun soort. Het tekstvierkant op de keerzijde doet veel denken aan de keerzijde van de gouden dukaten. Er zijn echter van alle types slechts weinig exemplaren geslagen en zodoende zijn deze munten op naam van Culemborg zeldzaam. Als muntteken is het zuiltje uit het wapen van Culemborg gebruikt.
Proef van daalder
Er bestaat een voorzijde stempel van een portretdaalder van 1589 waarop sprake is van keizerlijk muntrecht ten gunste van de graven van Teisterbant. De Voogt2 schrijft deze toe aan Zaltbommel maar dit is waarschijnlijk een stempel bedoeld voor een Culemborgse daalder die echter nooit geslagen is.
De graaf van Culemborg had namelijk een verzoek aan de Duitse keizer gedaan om bevestiging van zijn muntrecht. Hij baseerde dit muntrecht op zijn afstamming van de graven van Teisterbant die op hun beurt weer afstamden van de prinsen van Aquitanië. Op het stempel komt de naam TEISTERBA voor en het jaartal 1589. Dit is het jaar waarin de Culemborgse munt begon met het slaan van munten voor de Groninger Ommelanden. Het type van deze daalder lijkt dan ook sterk op de Noord-Nederlandse daalders welke afgeleid waren van Saksische voorbeelden.
Wapen van Culemborg3
Op de munten van Culemborg komt een gedeeld wapenschild voor met hierin 3 rode zuiltjes op een veld van goud (Culemborg). De zwarte leeuw op een zilveren veld is van de Leck en het hartschild met zwarte en gouden balken is het wapen van Pallandt.
Het volledige wapen van Floris I van Pallandt bevatte ook nog een karbonkel van goud, een rode leeuw op een gouden veld en deel met schuine balken van goud en rood. De karbonkel verwees naar zijn afstamming van de graven van Teisterbant die op hun beurt afstamden van de graven van Kleef. De rode leeuw verwees naar zijn afstamming van de prinsen van Aquitanië (ook weer via de graven van Teisterbant). De schuine balken van goud en rood verwezen naar het geslacht van Beusichem welke de voorouders waren van de heren van Culemborg.
CUL.1: (koper) vier penningen of oord.(V.32.5 - Purmer 1402)
VOORZIJDE: Een gekroond wapen verdeelt in meerdere vlakken. In deze vlakken staan de wapens van Culemborg en de familie van Pallandt.
TEKST: FLORENTIVS. COMES. D: CVLEMBOR. (of variant). Dit is voluit: Florentius comes de Culemborg, en betekent: Floris graaf van Culemborg.
KEERZIJDE: Een vierkant omgeven door weelderige versiering.
TEKST: LIBERT AS...VI TA.CA RIOR. (of variant). Dit betekent: de vrijheid is kostbaarder dan het leven. Boven het vierkant staat: P IIII dit betekent 4 penningen oftewel Oord, onder het vierkant staat het jaartal 1590.
Hendrik Craeyvanger, mmt: haak.
1590
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: FLORENTIVS. COMES. D: CVLEMBOR.
B: FLORENTIVS. COMES. D. CVLEMBOR
C: FLORENTIVS. COMES. D: CVLEMBOR
D: FLORENTIVS. COMES. D: CVLEMBOR:
E: FLORENTIVS. CO:D: CVLEMBORG
KZ: a: LIBERT / AS...VI / TA.CA / RIOR.
b: LIBER / TAS...VI / TA.CHA / RIOR.
c: LIBER / TAS...VI / TA:CA / RIOR.
d: LIBERT / AS+VIT / A.CHA / RIOR.
e: LIBER / TAS...VI / TA.CA / RIOR.
f: LIBERT / AS...VI / TA.CHA / RIOR.
g: LIBER / TAS.VI / TA.CA / RIOR.
h: LIBERT / TAS...VI / TA...CA / RIOR.
Info:
Variant Ac (1590), afbeelding VCSCH 263 nr.111.
Variant Cc (1590), afbeelding Henzen december 1999 nr.822.
Variant Ce (1590), afbeelding VCLS 22 nr.94.
1590 KPK HNM TMH(2) DNB
Voorschrift: onbekend. Graaf Floris had zich met deze muntslag het muntrecht toegeëigend.
CUL.2: (koper) twee penningen of duit.(V.32.6 - Purmer 1401)
VOORZIJDE: Een gekroond wapen welke in meerdere vlakken is verdeeld. In deze vlakken staan de wapens van Culemborg en de familie van Pallandt. Aan weerszijden van het wapen staat een rozetje tussen punten.
TEKST: FLORENTIVS. COMES. D: CVLEMBOR. (of variant). Dit is voluit: Florentius comes de Culemborg, en betekent: Floris graaf van Culemborg.
KEERZIJDE: Een vierkant omgeven door weelderige versiering.
TEKST: LIBER TAS.VI TA.CA RIOR. (of variant). Dit betekent: de vrijheid is kostbaarder dan het leven. Boven het vierkant staat: P II dit betekend twee penningen oftewel Duit, onder het vierkant staat het jaartal.
Hendrik Craeyvanger, mmt: haak.
1590
1591
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: FLORENTIVS. COM: D: CVLEMBORGH.
B: FLORENTIVS. COMES. D: CVLEMBOR
C: FLORENTIVS COM. D. CVLEMBORGH
D: FLORENTIVS. COMES. D: CVLEMBORG
KZ: a: LIBER / TAS-VI / TA.CA / RIOR.
b: LIBER / TAS VI / TA.CHA / RIOR.
c: LIBER / TAS.VI / TA.CA / RIOR
d: LIBER / TAS.VI / TA:CA / RIOR
e: LIBER / TAS.VI / TA.CA / RIOR.
Info:
Variant Bb (1590), gezien VCCI 58 nr.91.
1590 KPK HNM(3) TMH(5) DNB(2) AHM
1591 KPK TMH(2) DNB
Voorschrift: onbekend. Graaf Floris had zich met deze muntslag het muntrecht toegeëigend.
Noten
1: Dr. F.B.M. Tangelder Muntheer en muntmeester, een studie over het Berghse muntprivilege in de
tweede helft der zestiende eeuw Uitgave S. Gouda Quint - D. Brouwer en zoon, Arnhem 1955.
2: W.J. de Voogt Geschiedenis van het muntwezen de verenigde Nederlanden 1576-1813
Deel I: Gelderland, Amsterdam 1874.
3: Zie P.J.W. Beltjes Een merkwaardig wapen op een portretpenning van jonggraaf Floris van
Culemborg Uit het jubileumboek van het KNG voor geslacht- en wapenkunde 1916-1991.